30 september 2009

Werkstuk beroepen

We gaan allemaal een werkstuk maken.

Je kiest als thema een beroep. Misschien wil je dit wel later worden. Of misschien vind je een beroep wel interessant, omdat je oom of tante dit beroep uitoefent.

Waarom? Dit jaar is een belangrijk jaar voor je toekomst. Het is belangrijk om te weten, dat je iets moet doen om van je toekomst iets moois te maken.

Als mensen jouw werkstuk zien en/ of lezen moeten ze helemaal enthousiast kunnen worden!
Dus ik daag jullie uit….

Hoe gaat je werkstuk eruit zien:

1: Titelpagina

2: Inhoudsopgave

3: Inleiding: Vertel ons waarom je dit beroep gekozen hebt…

4: Hoofdstuk 1: Wat voor een studie moet je volgen voor dit beroep?

5: Hoofdstuk 2: Een stukje over de geschiedenis; over het ontstaan van dit beroep

6: Hoofdstuk 3: Een interview met iemand die dit beroep uitoefent

7: Hoofdstuk 4: Een hoofdstuk over iets wat je graag wil vertellen over dit beroep

Bijvoorbeeld: benodigheden, kennis ???

8: Hoofdstuk 5: ga op zoek naar foto’s over dit beroep.

9 Nawoord: Ben je nog dingen te weten gekomen die je nog niet wist?

Is er nog iets wat je ons absoluut wilt vertellen.

10: Literatuurlijst: Waar heb je alle informatie vandaan?

Dit werkstuk lever je in na de herfstvakantie, op vrijdag 20 november. Eerder mag natuurlijk ook!Als je een goed punt wilt halen is het handig dat je let op de volgende punten:

-. Goede verzorging/ netjes uitgewerkt: geschreven of getypt

-. Goede spelling

-. Goede zinsbouw (eigen gemaakte zinnen)

-. Inhoud

-. Eigen inbreng/ moeite!



Ik wens jullie veel succes bij het uitwerken van dit werkstuk!

Maak er iets moois van…..!!!!!!

Meewerkend voorwerp

Een meewerkend voorwerp kan met aan of voor beginnen.
Als deze woorden er niet voor staan, kun je ze er voor zetten. In zinnen met een meewerkend voorwerp staat vaak een lijdend voorwerp.
Als je aan of voor weglaat of toevoegt moeten meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp soms wel van plaats veranderen om een goede zin te krijgen.

voorbeeld:
Hij geeft haar het cadeau --> Hij geeft het cadeau aan haar.

Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:
Aan (voor) wie + gezegde+onderwerp+lijdend voorwerp?
(Je moet wel controleren of je aan of voor kunt toevoegen of weglaten.)

voobeelden:
1. Het meisje geeft de kippen voer.
Aan wie geeft( gezegde) het meisje (onderwerp) voer (lijdend voorwerp)?
antwoord: de kippen = meewerkend voorwerp

2. De regering geeft het onderwijs extra geld.
Aan wie geeft (gezegde) de regering (onderwerp) extra geld (lijdend voorwerp) ?
antwoord: het onderwijs = meewerkend voorwerp

Let op: je moet dus ontleden bij elke zin!

Oefeningen:
http://www.cambiumned.nl/hpoefmw.htm

18 september 2009

Lijdend voorwerp

Je vindt het lijdend voorwerp in een zin door te vragen:
wie/wat +gezegde +onderwerp?

Voorbeelden
Hij maakt zijn huiswerk.
Wat maakt hij?
antwoord: zijn huiswerk
zijn huiswerk is lijdend voorwerp

De jongens gooiden sneeuwballen.
Wat gooiden de jongens?
antwoord: sneeuwballen
sneeuwballen is lijdend voorwerp

Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.
Wat gooide de leraar?
antwoord: een krijtje
een krijtje is lijdend voorwerp

Ze waarschuwden hem niet op tijd.
Wie waarschuwden ze?
antwoord: hem
hem is lijdend voorwerp

Nu oefenen:
http://www.cambiumned.nl/hpoeflv2.htm

http://www.cambiumned.nl/hpoeflv.htm

7 september 2009

van breuk naar kommagetal

1/10 = 0,1 en zo zijn er nog een paar leuke weetjes.
Kijk maar eens op:

http://www.123lesidee.nl/files/Hulpkaart_DECIMALE_GETALLEN.pdf

Metriek

Via deze link en het schema is het mogelijk om metriek beter onder de knie te krijgen.

Kaartje en uitleg:
http://home.planet.nl/~vaart020/metriekstelsel.html

Oefening:
http://www.praktijkonderwijs.com/~ehl/lengtematen/oefeningen_en_toetsen(lengte).htm

succes!