Je vindt het lijdend voorwerp in een zin door te vragen:
wie/wat +gezegde +onderwerp?
Voorbeelden
Hij maakt zijn huiswerk.
Wat maakt hij?
antwoord: zijn huiswerk
zijn huiswerk is lijdend voorwerp
De jongens gooiden sneeuwballen.
Wat gooiden de jongens?
antwoord: sneeuwballen
sneeuwballen is lijdend voorwerp
Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.
Wat gooide de leraar?
antwoord: een krijtje
een krijtje is lijdend voorwerp
Ze waarschuwden hem niet op tijd.
Wie waarschuwden ze?
antwoord: hem
hem is lijdend voorwerp
Nu oefenen:
http://www.cambiumned.nl/hpoeflv2.htm
http://www.cambiumned.nl/hpoeflv.htm
18 september 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten